Aanmelden Schrijvers
Residenties bekijken
Overzicht schrijvers
Flip van Doorn
Januari 2023
Nadat Filip van Doorn (1967) zich eerder verdiepte in de Friezen, wilde hij zich tijdens zijn residentie verder verdiepen in de Belgen en hun geschiedenis. Op de fiets trekt hij er de komende tijd op uit. Zijn Ronde van België bestaat uit een proloog en zeven etappes. Aan de hand van ontmoetingen, gesprekken en wielerverhalen schetst hij een portret van een surrealistisch land.
SCHAKEL
Het werd hoog tijd voor een boek over België. Ik kwam er graag, ik kwam er vaak en iedere keer opnieuw besefte ik hoe schokkend weinig de Nederlanders – ikzelf nadrukkelijk inbegrepen – over hun zuiderburen weten, over hun land, hun manier van leven. Daar zou ik verandering in gaan brengen. Nadat ik het verhaal van de Friezen te boek had gesteld, moesten de Belgen er maar eens aan geloven. Mijn uitgever was meteen enthousiast, binnen de kortste keren lagen een mooi contract en een uitgewerkt plan de campagne op tafel.
Per fiets zou ik ruim drieduizend kilometer door België afleggen: geen beter observatieplatform dan het fietszadel. Mijn onderweg opgedane ervaringen wilde ik verknopen met grote en kleine geschiedenissen en met verhalen over de koers. Werktitel: De Ronde van België.
Iets over de helft van het project begon ik me te realiseren dat ik me nogal wat op de hals had gehaald. Mijn mateloze optimisme begon me weer eens parten te spelen. Met name het hoofdstuk over Vlaanderen en de middeleeuwen werd een stuk omvangrijker dan ik op voorhand inschatte. Ik had een plek nodig om al het verzamelde materiaal rustig uit te werken. Weg uit de drukte van mijn gezin en de dagelijkse afleidingen. Een week of twee in strikte afzondering.
Het toeval, de voorzienigheid of wat het ook maar is dat dergelijke dingen in gang zet, deed me belanden in Oostburg. In een huis van de stichting Schrijvers in Sluis kon ik rond de jaarwisseling precies twee weken terecht. Dat huis stond niet in België maar wel bijna, en op zijn minst in Vlaanderen. Naar Brugge was het een uur met de bus, naar de grens nog geen halfuurtje fietsen.
De locatie bleek een schakel te vormen tussen het vorige en het nieuw te schrijven boek, tussen het land van de Friezen en dat van de Belgen. Vertrokken vanuit mijn huis in een van de Friese elf steden, belandde ik na een treinreis van ruim vijf uur en een oversteek per veerboot in een streek die leek op het land waar ik woonde – en daar ook van alles mee te maken had.
Rond het begin van onze jaartelling leefden op terpen langs de Waddenkust mensen van visvangst, kleinschalige veeteelt en primitieve landbouw. De Romeinen zagen het allemaal hoofdschuddend aan. Geschiedschrijver Plinius de Oudere noemden hen Frisii, een beklagenswaardig volk in een gebied waarvan nauwelijks viel uit te maken of het uit land of uit water bestond. In ieder geval was hem duidelijk dat er daar niets te halen viel.
De bewoners sloegen op de vlucht toen in de derde eeuw de zeespiegel schrikbarend begon te stijgen. Ruim tweehonderd jaar later zakte het water weer en zwermde een volk van bekwame zeelieden uit over de kustgebieden langs de Noordzee. Ze herbevolkten de verlaten terpen, wierpen nieuwe op, hoedden hun schapen op de kwelders. In navolging van de eerdere bewoners lieten ze zich Friezen noemen.
Volgens wetteksten uit de achtste eeuw strekte het Friese rechtsgebied, het Magna Frisia, zich uit van de Wezer tot het Zwin. Het zuidelijkste deel noemden de inwoners het overstroomde land. Flāmdra in hun taal, het Oudfries. Vlaanderen. Het maakte deel uit van een uitgestrekte delta die een overgangszone vormde tussen zee en land. In de eerste schriftelijke vermeldingen van wat later zou uitgroeien tot het graafschap Zeeland is sprake van in maritima Frisionum regione, of maratima loca. In de twaalfde eeuw werd dat Zeelandia. De Hollandse graven wonnen de felle strijd om het vruchtbare eilandenrijk, de grens van hun graafschap Zeeland kwam in de huidige Westerschelde te liggen. Ten zuiden daarvan heersten de graven van Vlaanderen. Na afloop van de Tachtigjarige Oorlog was die grens naar het zuiden opgeschoven, sindsdien hoort een brede kuststrook ten zuiden van de Westerschelde bij de Noordelijk Nederlanden. Formeel is dat nog altijd zo.
De praktijk houdt zich niet altijd aan papieren grenzen. Zelden eigenlijk. In de naam van Zeeuws-Vlaanderen weerklinkt het tweeslachtige karakter. Uitsluitend Zeeuws is het niet, exclusief Vlaams evenmin. Door de eeuwen heen bleef het een enigmatisch niemandsland met een dubbele loyaliteit en een Friese oorsprong.
Het was nat in de twee weken die ik aan ‘t Schuttebocht doorbracht, donker en guur. Heerlijk schrijfweer. Ik was productief als zelden tevoren en kon ongestoord al het werk doen dat ik me voorgenomen had. Af en toe klopte Jacques Brel op het raam om de woordenstroom die uit mijn toetsenbord vloeide kort te onderbreken. Dan keek ik naar buiten en zag de lage lucht vlak over de natte velden scheren. Het was een lucht die me nederigheid leerde, grijs als leisteen, vaal als keileem.
Wanneer de zon zich even door de grijze wolken wist te wrikken, maakte ik een wandeling door het stadje of een fietstocht door de omgeving. Het gevoel bekroop me dat ik in een streek was beland waar mensen graag verbleven, maar niet voor lang – net als ik. Campings en vakantiehuisjes te over, maar in Oostburg en andere plaatsen zag ik opvallend veel huizen te koop staan, winkelpanden te huur. Opvallend weinig jongeren op straat.
Op een raamposter in een bungalow schuin tegenover het huis dat ik twee weken lang het mijne mocht noemen, las ik een noodkreet: ‘Liever een echte buur dan illegaal verhuur.’ De leegloop, de leegstand en de opkoop van huizen door beleggers, bleken de sociale cohesie te ondergraven. Ik vroeg me af of ik me aangesproken diende te voelen. Ik verbleef hier legaal, dat wel, maar ik leefde als een kluizenaar. In twee weken tijd bestond mijn contact met mijn tijdelijke buurtgenoten uit niet veel meer dan een vriendelijke hoofdknik in het voorbijgaan. Een vrouw achter een rollator probeerde nog iets over het ongewoon zachte winterweer te zeggen, maar wachtte mijn antwoord zelfs niet af.
Op zijn minst vond ik in Oostburg inspiratie, al zal dat de meeste inwoners koud laten. Een van mijn weinige uitstapjes over de grens bracht me naar Knokke, waar ik de panoramische muurschildering mocht bewonderen die René Magritte in een van de zalen van het casino maakte: Het Betoverde Rijk. In een van de andere zalen trad Jacques Brel regelmatig op. Buiten schuurde het zand over zijn vlakke Vlaanderenland.
In mijn boek over België zal ik ook een paar uitstapjes over de grens maken. Af en toe mag dat, zeker wanneer ze me voeren naar het betoverde rijk dat Zeeuws is en Vlaanderen tegelijk, Nederlands en België, ondertussen geen van beide en in de eerste plaats helemaal zichzelf.
Flip van Doorn, Oostburg, 6 januari 2023

Fotografie: © Oscar van Beest 2023
Wij werken samen met: