In residentie van: 17 augustus tot en met 24 augustus 2014

jprawie_enface_dichtbij-kopieDe Literaire Residentie Sluis ontving van 17 augustus tot en met 24 augustus 2014 de dichter en vertaler Jean Pierre Rawie. Hij gebruikte de rust en de ruimte van West Zeeuws-Vlaanderen om inspiratie op te doen voor het schrijven van een tekst over de streek. Jean Pierre Rawie werd geboren in 1951 in Scheveningen. In 1970 verhuisde Rawie naar  Groningen om daar talenstudies te gaan volgen.

In 1975 werd hij medewerker van het tijdschrift De nieuwe Clercke, onder het pseudoniem Albert Zondervan.
In 1976 publiceerde hij, samen met Driek van Wissen, het duo-debuut De match Luteijn-Donner. Dit werk had als subtitel een schaakcursus in twee maal twaalf sonnetten.
In 1979 maakte hij zijn solodebuut met Het meisje en de dood waarna in 1982. In datzelfde jaar werd hij nationaal bekend door zijn optredens in het televisieprogramma van Sonja Barend.

De bundel Kwade trouw kwam uit in 1986, en in 1989 werd hem de Wessel Gansfortprijs toegekend. Met Woelig stof uit datzelfde jaar kreeg hij erkenning van de literaire kritiek.In 1990 verscheen sonnetten, een bibliofiele uitgave. In 1992 verscheen Onmogelijk geluk, zijn grootste verkoopsucces. in 1997 verscheen de vertaling van Vier gedichten van Aleksandr Blok. In 1999 verschenen Geleende tijd en Gedeeld verleden (bibliofiel) en in 2004 Verzamelde verzen.  Zijn laatste bundel getiteld  De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag, verscheen in 2012.

In zijn woonplaats Groningen, maar ook daarbuiten, staat Rawie bekend om zijn flamboyante levensstijl. In 1987 werd hij met een beschadigde alvleesklier door overmatig drankgebruik en een longontsteking opgenomen in een ziekenhuis en verkeerde hij drie maanden op de grens van leven en dood. Hierna leek Rawie aanvankelijk zijn leven enigszins te hebben gebeterd, wat volgens sommige critici zijn werk ten goede kwam.

In 2008 ontving hij de Charlotte Köhler Prijs, een driejaarlijkse oeuvreprijs voor auteurs, bestaande uit 18.000 euro. De prijs wordt afwisselend toegekend aan een auteur van toneelwerk, poëzie en proza. De jury schreef over zijn werk: “De milde toon, doortrokken misschien van ironische momenten, kan de ernst van de eeuwige thema’s niet verhullen (…) en past naadloos binnen de tijdloze, klassieke thematiek, die vanaf het begin de poëzie van Rawie heeft beheerst: liefde, dood, ontzegging en gemis. Het getuigt ook van moed om als dichter zulke door de eeuwen heen zogenaamd platgetreden paden te gaan. Klassiek, tijdloos, zeker, maar hij verwoordt die thema’s in een keur van nieuwe en somtijds verrassende variaties.”


Tekst J.P. Rawie

Varensgast

Het strandleven is niet aan mij besteed,
ik koester geen gevoel voor kustgebieden;
de zee mag zuchten of de zee mag zieden,
na twee uur ben ik wel uitgezeed.

Toch stam ik uit een volk van stoere lieden
dat eeuw na eeuw tegen het water streed,
terwijl ik sinds mijn jongensjaren weet
wat er met Van der Deckens schip geschiedde.
Maar ik zit liever in een stads café
en luister naar een varensgast die ‘s avonds 

verhaalt over een leven lang op zee,
hoe hij de wreedste stormen heeft doorstaan,
hoe vreemd het toegaat in de verre havens,
hoe zeewind in het want tekeer kan gaan.

J.P. Rawie