Schrijvers in residentie: Jonas Bruyneel

Jonas Bruyneel

Oktober

Jonas Bruyneel (1989) is auteur, performer en muzikant. Hij publiceert regelmatig in literaire tijdschriften als Deus Ex Machina, en Het Liegend Konijn. Begin 2015 debuteerde hij met de verhalenbundel Voorbij het licht. Die bundel werd in 2016 bekroond met de zilveren medaille van de Prijs Letterkunde Proza (Provincie West-Vlaanderen).

In februari 2019 verscheen zijn historische roman Vijd bij Uitgeverij Lannoo, gevolgd door een lezingreeks in België en Nederland in samenwerking met muzikanten Klaas Tomme en Hadewych Van den Eynde.

Met Boonyi, een performanceduo met Hans Depelchin, en met Duikbootdansje, een voorstelling over de twintigjarige verjaardag van de dood van zijn zus, staat Bruyneel als podiumdichter op de planken.

Tussen 2017 en 2019 was hij Letterzetter van de stad Kortrijk, een hedendaagse invulling van het stadsdichterschap. Bruyneel was curator van Memento Woordfestival en Literair Festival Zuidwesterzinnen.

Sinds 2019 werkt Jonas Bruyneel samen met beeldend kunstenaar Pieter jan Martyn. Hij schreef de novelle Symbols of democracy bij de gelijknamige tentoonstelling in Bruthaus Gallery en maakte met Hannes Bruyneel de kortfilm The 12th Monkey voor Frank Taal Galerie Rotterdam.

In 2020 schreef Bruyneel de muziektheatervoorstelling Veduta voor het baroktrio Aquil’AlterA en contratenor Pieter De Praetere. Daarvoor werkte hij samen met componisten Mirek Coutigny en Kris De Baerdemacker.

In 2022 verscheen bij Uitgeverij Poëziecentrum Bruyneels poëziedebuut broedland.

Als muzikant bij momoyo, Vincent Coomans en WolfeWolfe toert hij door België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

Foto’s © Oscar van Beest 2022

Tekstbijdrage – Jonas Bruyneel

Waterlandkerkje

In het gazon voor het kerkje priemen de ankerpunten

werkloos uit de sokkel en herinner ik me het houten 

standbeeld van de prediker met het afgesneden oor.

 

In Waterlandkerkje hoort iets afwezig te zijn.

Zoals in de zomer na de dood van mijn zus, mijn vader

haar afwezigheid noteerde in het gastenboek daar.

Vervolgens elke zomer opnieuw, terwijl wij aan de voet

van de houten man boterhammen snoepten met roerei

en ginnegapten om de kanten kraag rond het hoofd. 

 

Ik trap diep in de pedalen door gestolde beelden.

Mijn vader op zijn rode ros, hemdloos, de stafkaart

aan het stuur bevestigd, mijn broer op de racefiets

met het volle wiel, rode kaken onder blonde haren,

mijn zus met een strohalm in de hand. 

 

Het polderland prikt door de huid. Zodra 

de dijken breken, vullen de kreken en slikken. 

Bij springtij onder een gouden, gezwollen maan,

bezwijken de jaar na jaar opgetrokken schansen 

en breken de hervormde herinneringen 

door de Spaanse linie in mijn hoofd. 

 

De deur van Waterlandkerkje is gesloten.

Het blijft bij flarden die onaangekondigd

opschieten als zeekool tussen dijkstenen

en gaandeweg fossiel worden, haaientanden

en schelpen die je kan rapen bij eb.

 

Flarden, zoals daar zijn:

 

het kwaken van boomkikkers in de verzande havenkom

koeien die weiden op de wallen tussen kranswier en zilte waternonkel

broer met mond vol kleverige snoepjes die meezingt met de belfortbeiaard

ongenaakbaar en afgemat de onvolgroeide tanden ontbloot bij de grenspaal

de gele fietskar die leeg en haar meisjesvorm verliezend tegen de muur schoort

 

In de schelpenwinkel koop ik een haai

en een zeehond uit pluche, souvenirs

voor de kleintjes, vergeet ik dat zachte

dingen het eerst verdwijnen.