Lars Meijer
Februari 2024
Lars Meijer (1994) is schrijver en redactiecoördinator van DIG (De Internet Gids). Hij studeerde journalistiek en behaalde in 2020 zijn bachelor aan Creative Writing ArtEZ met het werk Alleen mijn vrienden zijn bang, een taalonderzoek naar seksualiteit, geweld en verlangen. In 2024 verscheen dit werk in vertaling alsI’ll Hide Your Name Inside a Word bij het Amerikaanse Furious Beautiful Zines. Essays, verhalen en vertalingen kunnen worden gelezen op o.a. Hard//Hoofd, Samplekanon, De Reactor, Jacobin Nederland en in Extra Extra en nY. Zijn teksten in reactie op het werk van kunstenaars Paul Thek en Derek Jarman werden door de Britse uitgeverij Pilot Press in hun respectievelijke bloemlezingen opgenomen. Daarnaast maakt Lars onderdeel uit van Arnhems schrijverscollectief Wildgewelf.
DE SPOKEN VAN OUWENS
Terwijl jij wordt verzorgd, steek ik een polder door op weg naar Cadzand. Ik heb je vooraf aan mijn residentie al even gezien – online, niet fysiek – en moest lachen om je platte, brede neus. Je bent net geboren, en iedere hoek is al van je vastgelegd. Tijdens mijn hele verblijf zal ik foto’s van je blijven ontvangen. In mijn hoofd zit je in een kinderzitje, achterop mijn fiets. Ik praat tegen jou, terwijl de wind mij de adem beneemt en terug naar Oostburg wil duwen. Tijdens de geboorte van je zus vloog ik, na het telefoontje, halsoverkop naar M., maar dat wordt lastig vanuit Zeeland. Het is goed dat je bij mij achterop zit, want dan kan ik alles vertellen wat ik heb gezien.
Voor een moment denk ik hem, de man naar wie ik onderzoek doe, op een fiets te zien. Stel je voor, een paar meter voor mij: een magere en benige, gestalte, waarschijnlijk met samengeknepen ogen. Hij helt licht over het stuur heen, alsof hij wil aanhaken bij een gesprek dat voor hem plaatsvindt; hij is een buitengesloten puber. Is hij net als wij ook onderweg naar Cadzand? Of zoekt hij naar een nieuwe woning? Langzaam versnel ik ons tempo, om wat dichter bij hem in de buurt te komen. Ik kan me niet voorstellen dat hij het is, maar voor een moment hoop ik het. Ik wil je voorstellen.
Dit kan jij niet weten, maar vooraf aan mijn verblijf in Oostburg, had ik bevriende schrijver F. verteld dat ik, tijdens mijn week in Zeeland, onderzoek ging doen naar dichter Kees Ouwens. Het was een aantal jaar geleden dat ik zijn werk had gelezen, maar ik dacht er nog vaak aan. Ik had me herkend in zijn gedichten, in de manier waarop hij in de bundel Droom zijn lichaam omschreef. In het werk keert hij terug naar zijn geboortegrond, om te zien wat ervan is overgebleven en wie hij in de tussentijd is geworden. Het levert pijnlijke gedichten op, die vaak halverwege een strofe stilvalt, alsof hij ineens schuldbewust is. Tot aan afgelopen week, had ik Ouwens niet meer gelezen. Het wit op de pagina’s deden denken aan spoken. Maar om naar iemand te willen terugkeren, benadrukte ik aan de bevriende schrijver (en nu ook aan jou), kan een gevoel genoeg zijn. Ik had zijn spoken en aanwezigheid gemist.
We blijven op een afstand achter de man fietsen. Voorheen, toen ik jonger was, iets ouder dan jij nu bent, zat ik bij mijn vader voorop de stang. Ik kan me herinneren dat ik zocht naar een juiste manier om de fietstocht naar (je overgroot)oma prettiger te maken, maar die was er niet. Wat denk jij, heeft Ouwens weleens bij zijn vader op de stang gezeten? Hij schrijft slechts twee keer over hem en, alsof hij jou aanspreekt, omschrijft hem als een zuigeling. De halflange, grijze haren van de man voor ons zijn een zeildoek, dat op een ritmische manier in zijn nek slaat. Hij is alleen en, aan zijn tempo af te lezen, fietst vaker lange afstanden.
Wordt dit de eerste keer dat je de zee zal zien? Of blijven we Ouwens volgen, langs huizen waar de gordijnen gesloten blijven, door dorpen waar niemand lijkt te wonen? De monotone velden en haar hypnotiserende polder door, ze zijn niet anders dan waar jij doorheen zal fietsen, richting school of vrienden. Het is niet de afstand die we van elkaar verwijderd zijn of het gewicht achterop onze fiets, we delen met elkaar straks de kramp in onze kuiten. De sterkte van de eenzame fietser. In een late bundel van Ouwens, waarin de begrijpelijkheid van zijn taal ondergeschikter is, staat een strofe waardoor ik weer aan jou denk: ‘De zee ben ik gaan zien zonder last / mijn handen wilde ik vrij hebben / mee alleen mocht mijn lichaam’. Ik hoop dat je van poëzie gaat leren houden, zodat we dan zonder last, en met onze handen vrij, achter elkaar aan kunnen fietsen.
Fotografie: © Oscar van Beest 2024