Aanmelden Schrijvers
Residenties bekijken
Overzicht schrijvers
Leonieke Baerwaldt
Februari 2023
Leonieke Baerwaldt (1985) studeerde filosofie en literatuurwetenschappen. Ze publiceerde o.a. op Papieren Helden, Hard//hoofd en NRC, en in De Revisor en Kluger Hans. Leonieke schreef een roman ‘Hier komen wij vandaan’, die bij uitgeverij Querido verscheen. Ze werkte tijdens haar verblijf aan haar tweede boek.
Fotografie: © Oscar van Beest 2022
Wij werken samen met:
DAGBOEK
Dag 1
Het huis doet me aan mijn moeder denken. De manier waarop de schilderijen naar me kijken, hoe de artefacten op zichzelf lijken te staan; een Japanse thee set, een klassieke olielamp, een wierrookhouder, een koperen kalkoen, het mandje walnoten met de kraker, alles heeft zijn eigen plek, voel ik. Niet aankomen. Of: gebruik het, maar zet weer terug, laat de dingen hier zoals ze zijn. Zo is het al jaren goed gegaan.
Dag 2
De regen legt een grijze waas over de dag. Ik heb twee eieren gekookt, die eet ik met wat zout. In de tuin hangen de bladeren. Vannacht om 03.00: klaarwakker, denkend dat er iemand om het huis heen sloop. Oren gespitst, probeerde ik te onderscheiden welke geluiden hier bij de nacht horen en welke op potentieel gevaar leken te wijzen. Angstig in het donker gelegen tot 05.00 en toen in een diepe, droomloze slaap beland. Nu aan de slag; herschrijven wat ik al heb. Alle wegen leiden naar andere wegen, las ik in de roman Zij van Helle Helle. Je moet ergens beginnen om verder te komen.
Dag 3
Gisteren heeft het de hele dag geregend. Ik was in gedachten verzonken over mijn onderwerp waar al veel over geschreven en gezegd werd de afgelopen jaren. Het plan: dát op te schrijven wat nog niet gezegd is, waar je enkel naar kunt gissen met verbeeldingskracht. Dat is fictie, daarin ligt de grote uitdaging. En dan: de beste details, de juiste persoonsvorm, het optimale perspectief, de meest effectieve rangschikking waardoor het geheel een sterke samenhang zal krijgen.
In de middag ben ik tussen de buien door naar het centrum gelopen, waar de Canadese bevrijdingsroute langstrok; mensen in regenponcho’s, legervoertuigen, bloemen bij een monument.
’s Avonds at ik roggenbrood met kaas, schreef totdat ik te moe was om te schrijven, daarna las ik tot ik te moe was om te lezen.
Vandaag schudt de wind de bomen door elkaar. Maar het is droog. Ik heb de hele ochtend gewerkt en begin langzaam in die overbelastende concentratie te komen die nodig is om leven in mijn zinnen te blazen.
Als het later op de dag nog droog is ga ik een wandeling maken om Het Groote Gat.
Dag 4
Ik liep deze middag negen kilometer tussen uitgestrekte velden naar Sluis. In de ochtend had ik hard gewerkt en omdat het onderwerp waarover ik schrijf nogal zwaar is leek het me een goed idee om even uit mijn hoofd te komen. Tussen de zanderige akkers voelde ik me al snel heel nietig, kwetsbaar om zo zichtbaar te zijn in dit platte landschap. Af en toe werd ik opgeschrikt door kraaien of een naderende auto. Ik zag schapen, kippen en koeien. Ik zag een rij kale knotwilgen en een haag van paarse bloemen. Ik zag een boerderij waar ze kolen verkochten langs de weg. Ik zag platgetrapte knollen tussen klonten kleiige aarde. Ik zag een kanaal dat gedregd werd en toen zag ik Sluis. De straten riepen dat het etenstijd was dus at ik mosselen en dronk witte wijn. Ik kocht kaas en gebrande noten en liep weer negen kilometer, nu de andere kant op. De zon brak door de witte, wattige wolken. De wind rukte aan mijn sjaal. In de verte zag ik de watertoren van Oostburg opdoemen en ik bedacht me dat de terugweg altijd sneller is.
Dag 5
In het begin leek alles in dit huis vlekkeloos, beige, egaal. Nu zie ik dat het tapijt kleurverschillen heeft, donkere vegen, stoffige randen, een hoekje dat loszit. Boven de voordeur hangt een plafondpaneel los, een tegel wiebelt in de hal, in een van de stoelleuningen zit een gat, de koelkast sluit moeilijk. Ik staar naar een oranje kring op het tafelkleed en wil weg. Maar ik blijf zitten, herschik mijn woorden tot de avond valt, hopend dat de juiste volgorde nieuwe woorden, zinnen, pagina’s, hoofdstukken voortbrengt. Voordat ik ga slapen kan ik het gevoel niet van me afschudden dat het lijkt of alles steeds een klein beetje verplaatst wordt in dit in huis. Ik denk mijn bed net anders aan te treffen dan ik het gedekt heb en vraag me af of ik de deur van de garderobe nou wel of niet dicht had gedaan voor ik vertrok, of de kussens in de stoel eerder ook al zo gerangschikt lagen?
Dag 6
Ik kwam moeilijk mijn bed uit vanochtend. Mijn lijf wilde niet en de deken woog wel honderd kilo. Buiten staken kale boomkruinen scherp af tegen een blauwe hemel. Ik moest wel, ik verkwist niet graag mijn tijd wanneer ik wakker word, want dan ben ik nog vers van geest en kan ik vaak het beste schrijven. Met een pot koffie kroop ik achter mijn computer, schreef vijfhonderd woorden waarvan ik bijna zeker ben dat ze in mijn roman zullen belanden. En daarna was ik leeg. Misschien wel leger dan leeg, omdat ik iedere dag wil schrijven, omdat ik de tijd hier maximaal wil benutten, omdat het leven me sowieso volledig uitput. Dus weg met mijn voornemens: ik had behoefte om de zee te zien en liep ik in een rechte lijn 10 kilometer naar Cadzand-bad. Interessant was dat ik me tussen de velden beter voelde en meer gedachtes noteerde dan toen ik eenmaal aankwam bij het strand. Opeens voelde ik dat mijn nieuwe roman over het platteland gaat en niet over het water, in tegenstelling tot mijn eerdere werk. En dat was een mooi inzicht. Cadzand-bad was uitgestorven; restaurants waren dicht, terrasstoelen stonden vastgebonden en rolluiken waren gesloten. In de supermarkt kocht ik een oudbakken croissantje en een flesje spa rood. Ik kon niet te veel drinken want in de twintig kilometer die ik vandaag heb afgelegd was er nergens gelegenheid om te plassen, zelfs geen bosjes te bespeuren op deze vlakten. Op de terugweg zag ik de witte watertoren van Oostburg in de verte. Na 25.000 stappen kwam ik thuis en nam een warme douche. Vanavond ga ik naar de film, Close van Lukas Dhont, in het Ledel theater. Tot die tijd eet ik wat crackers en drink een glas wijn.
Dag 7
Op de helft. Vierduizend bruikbare woorden geschreven en 100.000 stappen gezet. Vandaag liep ik voor de tweede maal om Het Groote Gat, ging tegen mijn gewoontes in op een bankje zitten dat uitkeek op het water. Daar werd ik overvallen door een gevoel van vredigheid die ik lange tijd niet meer heb gehad. De zon scheen over het rimpelende oppervlak, vogels tippelden over het zand op zoek naar wormen. Daarachter weidse velden zover ik kon kijken. Het was (en ja dit schrijf ik natuurlijk met enige ironie) een heerlijke warme novemberdag en het was alsof mijn geest met de waaiende rietpluimen meebewoog.
Dag 8
‘Van lezen word je gek’ las ik in Kindertijd van Tove Ditlevson. Dat zal dan ook wel voor schrijven opgaan, dacht ik. Dus ik sloot mijn computer af, trok mijn jas aan en begon weer te lopen. Buiten was het allemaal erg mooi. Dauw parelde op het gras in de berm, de akkers lagen er schitterend bij, dampend en loom als een warm lichaam. Mensen zijn nogal zielig, vind ik. Ze proberen hun hele leven lang wanhopig om de werkelijkheid te begrijpen en dan gaan ze dood. In de tussentijd worden ze niet veel wijzer, blijkt steeds opnieuw. Ik liep tot mijn voeten pijn begonnen te doen. Een roofvogel hing stil in de lucht, klaar om op zijn prooi af te duiken, een paar wielrenners zoefden voorbij, ergens verderop werden er bloemkolen geoogst. En ik hoopte dat deze wandeling snel voorbij was zodat ik in bed kon kruipen om de rest van de dag te lezen.
Dag 9
Vroeg in de ochtend hing er een dikke mist boven de velden. Ik was uitgenodigd voor een wandeling met Soan Lan.
‘Verdwaal niet!’ was het antwoord op mijn berichtje dat ik onderweg was. Ik vond, haast op de tast, haar knusse huisje onder aan een dijk.
We fietsten samen naar ’t Zwin, Soan Lan wees me met een aanstekelijk enthousiasme op allerlei bijzondere en minder bijzondere plekken die we passeerden. ‘Die mist trekt zo wel op,’ zei ze terwijl we onze fietsen parkeerden en te voet verder gingen. We klommen een trap op naar het uitkijkpunt. Daar lag een van de mooiste natuurgebieden van Zeeland. Ik zag geen hand voor ogen.
‘Hoor je die grutto?’ zei Soan Lan? En voor het eerst in mijn leven hoorde ik een grutto.
Zie liet me zien dat er op iedere centimeter dingen te vinden zijn waar ik geen weet van had. Ik proefde duizendblad, duindoornbes en rozenbottel. ‘Kijk,’ zei ze. ‘Een winterroos. Een koningskaars.’ We daalden af het strand op. In het slib vonden we zeekraal, lamsoor die zo ziltig was dat hij naar oester smaakte. Soan Lan goot wat water uit haar fles over het zand om kevertjes te lokken die zich in de zeebodem verstopten. Bij elke stap die we zetten toonde ze me wat nieuws. Als ik wandel richt ik mijn aandacht altijd op de verte, dacht ik licht verbouwereerd toen we op huis aangingen. Ik verbaasde me over hoe weinig ik wist en hoeveel ik daardoor bleek te missen. De mist was nog niet opgetrokken, toch had ik iets van ’t Zwin gezien.
Dag 10
De dag was al verpest voordat hij begon. Dat weet je zodra je wakker wordt. Misschien is het omdat ik al tijden met zware materie bezig ben. Mijn geest wilde niet meer schrijven, niet meer nadenken over mijn onderwerp, niet meer lezen, niet meer kijken. Gewoon niet meer. Ik liep met alles wat ik deed tegen onzichtbare muren aan, zou willen dat ik ergens helemaal in op kon gaan, dat die telefoon niet de hele tijd mijn concentratie bleef verstoren, dat ik mijn bloed niet in mijn oren hoorde kloppen. Daarom ging ik in een opwelling naar de plaatselijke kapper en liet een flink stuk van mijn haren knippen. Ik slenterde langs het met zonovergoten water, kocht hele dure wijn en kaas en crackers en lauwwarm gerookte forelsalade. Thuis wierp ik een blik in de spiegel, trok de gordijnen dicht, vulde een kruik met kokend water, kroop op de bank. Daarna dronk en at ik alles wat ik had gekocht. Maar het hielp niet. Soms is een dag gewoon al verpest voordat hij begint.
Dag 11
De wereld voelt vandaag tien graden killer dan de voorgaande dagen. En de zwaarte van gisteren is nog niet helemaal verdwenen. Toch sleutel ik verder aan wat ik al heb. Probeer structuren te vinden die blijvend zijn, die zorgen dat ik verder wil met dit verhaal. Nu is het allemaal nog los zand, misschien is dat het probleem. Tijd is schaars, er zijn nog maar een paar dagen waarin ik zo volop mijn gang kan gaan, daarna keer ik weer terug naar mijn eigen leven, waar mijn gedachten zullen oplossen tussen warme knuffels en plakkerige kinderhandjes, tussen zwemschema’s en vakantieroosters, tussen stapels met boterhammen en in partjes gesneden fruit. Mijn ervaring is inmiddels dat los zand bij elkaar komt, dat het vanzelf een zandkasteel wordt als je er maar een boel van maakt en als je maar blijft vormen tijdens het maken.
Dag 12
Duizend woorden gewist, vijfhonderd woorden toegevoegd. Vannacht heb ik weer uren wakker gelegen, bang dat er een ader zou springen in mijn buik, bang dat ik mijn boek nooit af zou kunnen schrijven. Maar de ochtendschemer trok het duister uit mijn gedachten en ik viel in een korte, hevige slaap. Daarna stond ik op, besloot dat vanavond mijn laatste avond hier gaat zijn. Ik at de rest van de dag wat er nog in huis was; het laatste restje yoghurt, wat pitabrood met boter, pasta met room en peper, een rimpelige appel. Ik werkte en las, liep naar het centrum van Oostburg en kocht souvenirs. De afgelopen twee weken leken eeuwig te duren en gingen tegelijkertijd zo voorbij. Meer dan ooit voelde ik me geconfronteerd met mijn gespleten bestaan. Ik ben moeder en ik ben schrijver, allebei wil ik met evenveel toewijding doen, maar in tegenstelling tot veel andere dingen in het leven, lijkt het een het ander soms uit te sluiten.
Dag 13
Het bed afgehaald, de vuilnisbakken geleegd, het fornuis gepoetst, nagelopen of ik niets heb laten liggen. Wat heb ik hier van mezelf achtergelaten? Behalve een potje kerrie en een heleboel haren? Toch wel iets, hoop ik. De afgelopen weken putte ik meerdere malen troost uit de gedachten dat de schrijvers voor mij hier ook hebben geworsteld met hun boeken, ook wakker lagen in hetzelfde bed. Oscar, de fotograaf van dit project, belt me op het laatste moment. Mijn koffer staat al ingepakt in de hal. Hij haalt me op en neemt me mee. In een winderige weide maakt hij foto’s van me. Daarna brengt hij me weer terug. Ik werp nog een laatste blik op de dingen dingen in dit huis, zorg dat ik alles achterlaat zoals ik het aantrof. Dank je wel, zeg ik hardop, en ik leg de sleutel terug op de afgesproken plek. Alle wegen leiden naar andere wegen. En hier is het voor mij begonnen.
