Megan van Kessel

 

November 2017

Megan van Kessel (1989) debuteerde in 2023 bij Nijgh & Van Ditmar met haar roman ‘Uitzicht van dichtbij’. Ze studeerde
af in Beeld en Taal aan de Gerrit Rietveld Academie en vulde na afloop haar dagen met garnalenknoflooksalade eten. Toen ze moeder werd en nooit meer tijd had, ging het beter met schrijven. Ze heeft ook essays en korte verhalen geschreven voor o.a. De Gids, Vice, HET PAROOL, Tijdschrift EI, Hard// hoofd. Haar tweede boek is in de maak.

DE DAG DAT

Ik hakte een kreeft in twee stukken en schraapte de ingewanden er met een lepel uit. Eigenlijk hakte Aleck, mijn geliefde, deze kreeft in twee stukken en was hij degene die de ingewanden eruit schraapte. En terwijl hij dit deed, keek ik televisie op de bank. Ik zou nooit een kreeft kopen en in stukken hakken, daar ben ik veel te lui voor.

Aleck was vijf dagen op bezoek in mijn residentie in Sluis. Het plan was om ieder aan ons eigen bureau te werken. Maar dat hoefde pas op maandag. Op televisie werd er ook gekookt: vegetarische chap choy. Zo nu en dan keek ik op mijn telefoon op zoek naar een startsignaal, iets om mee te beginnen. Het stuk te schrijven. Het grote verhaal waarvoor ik hier was en waar mensen op wachtten, mensen die ik niet nog meer teleur kon stellen. Tot dusver had ik bedacht om iets te schrijven over:

– De dorpsbewoners van Sluis die praten alsof de zee in hun keel zit.
– De dvd’s die ik in het nachtkastje had gevonden: Hairspray, The Queen, The Girl with the Pearl Earring.
– De ALDI (en dat de kassajuffrouw boos werd toen ik mijn mandarijn niet had gewogen).
– Café Jopie.
– De dag dat ik mijn vriendin verloor.

We aten de kreeft, namen de bus naar Brugge, zagen daar het bloed van Jezus en op dinsdag 14 november begon ik dan eindelijk. Aleck zat beneden te werken en ik zat boven aan het voeteneind van het opgemaakte bed. Er was een verband tussen de kreeften die de zee niet zagen en ik die de zee niet had gezien. Een verband tussen de ruzie die ik had met mijn vriendin en de mensen die gorgelen, de zee in Amsterdam en de zee bij Sluis. Er was een verband tussen werken met het raam open, wat volgens Aleck zorgt voor een betere werking van je hersenen, en het dragen van twee broeken, maar ik kreeg niets met elkaar verbonden en rende naar beneden waar Aleck aan het telefoneren was en ik schreeuwde ‘Kut kut kut, het lukt niet!’ Ik trok mijn schoenen aan en stormde naar buiten, waar ik op een bankje ging zitten met uitzicht over het veld waar ik de week ervoor was gefotografeerd. ‘Om in het rijtje te komen van de schrijvers in Sluis,’ had de fotograaf gezegd, ‘dan kom je onder Elfie te staan.’ En toen liep er een man met een Chihuahua langs, die begon te blaffen en de man bleef voor mijn voeten wachten en liet zijn hond tegen mij blaffen en ik moest denken aan die keer dat ik een potlood in een schildpad had gestopt en ik belde mijn beste vriend. Mijn beste vriend zat thuis in zijn appartement in Amsterdam en ik vertelde hem dat het niet lukte met dat schrijven van dat idee wat ik had gehad over die ene dag dat ik wakker werd thuis, in mijn eigen bed en het zo heet was dat ik had besloten om naar zee te gaan. ‘Weet je nog?’ vroeg ik. ‘Mijn idee is om daarover te schrijven en dan is de onderliggende gedachte dat, hoe liever je iets wil, hoe moeilijker het wordt.’ Want toen ik wilde gaan zwemmen in de zee die dag, was daar het obstakel in de vorm van mijn beste vriendin. ‘Ik wil ook wel mee, maar laten we anders aan het einde van de dag in het zwembad gaan zwemmen en eerst allebei even werken, dan bel ik je later.’’ Nadat we allebei eerst even gewerkt hadden, was volgens haar de lucht betrokken, en kreeg ik een sms waarin stond dat het misschien te koud was om te zwemmen en we net zo goed konden gaan picknicken bij het Stenen Hoofd. Ik wilde niet picknicken bij het Stenen Hoofd, ik wilde mijn hele lichaam onderdompelen in zeewater. ‘Weet je nog hoe kwaad ik was?’ vroeg ik en daar was de Chihuahua weer die begon te blaffen. En zijn baas deed niks, bleef zorgeloos staan op het pad waar niemand anders was. Mijn beste vriend schoof zijn eigen chagrijnigheid even opzij voor mijn chagrijnigheid en vroeg: ‘Hoe eindigde die dag ook alweer?’ Ik antwoordde trots dat ik helemaal alleen en illegaal in het panoramazwembad van een hotel had gezwommen, maar dat het er niet toe deed. Het moest goed zijn, ik dacht aan Elfie, de dvd’s, de ALDI en de mandarijnen die er allemaal nog in moesten. Ik zei tegen mijn beste vriend aan de telefoon dat ik Aleck nooit had moeten uitnodigen bij mijn residentie, omdat ik ineens in een kantoorritme zat en daarin de luiwammes was. Ik begon te lopen waarna we het nog even hadden over het televisieprogramma ‘Ik vertrek’, dat we allebei de dag ervoor hadden gekeken. In het programma hadden twee mannen samen het restaurant ‘Happas’ op Tenerife geopend en na zes maanden verlangden ze alweer terug naar huis wat een opluchting was geweest. En we waren het over het volgende eens: ‘Je denkt altijd: laat mij maar op een eiland wonen of in het buitenland, maar als je hen zo hoorde over Tenerife, denk je gelukkig is het daar op een gegeven moment ook gewoon kut.’

Het begon te regenen door mijn twee broeken heen. Het was half twaalf en te laat om nog naar zee te gaan. Via de achterdeur kwam ik het verwarmde huis binnen – waar de gordijnen opengeschoven waren, en ik kuste Aleck. Ik ging de trap op naar boven, nam plaats aan het voeteneind, haalde diep adem en zag dat iemand het raampje op kiepstand had gezet.

Fotografie: © Oscar van Beest, 2017