Menno Wigman
November 2013
Menno Wigman (1966 – 2018) was dichter, vertaler en bloemlezer. In 1997 debuteerde hij met de bundel ‘’s Zomers stinken alle steden’. In 2001 publiceerde hij ‘Zwart als kaviaar’, waarvoor hij de Jan Campert-prijs ontving. Vier jaar later verscheen zijn bundel ‘Dit is mijn dag’. Ter gelegenheid van de landelijke Gedichtendag in 2006 schreef hij de Gedichtendagbundel ‘De wereld bij avond’. Wigman vertaalde werk van onder andere Charles Baudelaire, Gérard de Nerval, Gottfried Benn en Else Lasker-Schüler. Stonden zijn gedichten aanvankelijk in het teken van de Zwarte Romantiek, gaandeweg werd Wigmans werk steeds existentialistischer. Het liefst wou hij gedichten schrijven ‘die zich als een stiletto in het hart van de lezer omdraaien’. In 2007 publiceerde Wigman ‘Het gesticht’, een literair logboek over gekke schrijvers en schrijvende gekken dat ontstond tijdens zijn verblijf als ‘writer in residence’ op het terrein van de Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder, waar hij een dagboek bijhield dat in 2006 gepubliceerd werd, bijzonder vormgegeven door Tessa van der Waals. De neerslag van dat verblijf is eveneens te vinden in de gedichtendagbundel ‘De wereld bij avond’. In maart 2009 verscheen ‘De droefenis van copyrette’, een keuze uit zijn eigen werk. In januari 2012 verscheen ‘Mijn naam is Legioen’, welke bundel goede kritieken kreeg en binnen een maand tweemaal werd herdrukt. Op 26 januari volgde zijn benoeming voor twee jaar tot stadsdichter van Amsterdam. Werk van hem werd vertaald in onder andere het Engels, Duits en Frans. In 2013 werd Wigman genomineerd voor de VSB Poëzieprijs met de bundel ‘Mijn naam is Legioen’.
IN HOTEL DE DIKKE VAN DALE
Een avond buiten Amsterdam. Onder het raam
van mijn hotel zie ik drie jonge obers roken.
De kok – veel buik, veel kuif – heeft tongen zitten troosten
en staat hardop van beter werk te dromen. Vraag
je hem naar Sluis, dan klinkt het nors: ‘Een heel kort woord,
drie letters.’ Ook de obers willen hier ooit weg.
Ik hoor hoe Zeeland zucht: bewoners, kom terug.
Maar zelfs de zee nam hier de vlucht. – Wat blijft: het boek
waaraan Van Dale in het stadshart heeft gezwoegd
en dat nog nooit een dichter heeft bedroefd.
Ik denk van alles, ik weet niets. Straks pakt de kok
zijn fiets en drinkt hij zielsgelukkig met zijn lief.
Iets later nemen vijf obers de weg naar huis.
Vijf obers nemen vijf wegen naar vijf huizen
en steeds staat in elk huis een prachtbed opgesteld
dat groot, heel groot is en tien sterrenstelsels telt.
Menno Wigman