Merlijn Huntjens
April 2022
Merlijn Huntjens (1991) schrijft poëzie. In 2016, 2017 en 2018 stond hij in de finale van het NK Poetry Slam. Merlijn portretteert in zijn poëzie gewone mensen in ogenschijnlijk gewone situaties. Stiekem is de wereld bijzonder, magisch en vooral eeuwig maar dat hebben de personages in de gedichten niet door. Merlijns werk verscheen online op De Revisor en Tijdschrift Ei, en gedrukt in Kluger Hans en Tirade. Hij is artistiek leider van Borderlines: Euregion Literature voor Limburg en maker bij Wintertuin, PANDA en VIA ZUID. Tijdens zijn residentie werkte Merlijn aan zijn chapbook ‘De zee zwaait terug’, dat in september 2022 verscheen. Het zijn gedichten over een fictief eiland waar een gesloten gemeenschap woont
GEEN WESTERSCHELDE TUNNEL
Er komt iets langdurigs op mij af en dat is meestal genoeg om redelijk over de kop te gaan. Wanneer er grote blokken over grote periodes in mijn Google-agenda staan, word ik automatisch zenuwachtig, los van wat zo’n groot blok dan behelst. Nu goed, het is een residentie in Zeeuws-Vlaanderen, denk ik, een grensregio, een dorp, dat zal wel snel wennen. Maar ik zal ook wel veel alleen zijn en me vervelen. ‘Dat hoort er een beetje bij,’ zegt Corinne, een van mijn begeleiders. ‘Of chillen, dat mag natuurlijk ook op resi,’ zegt Hannah Chris, een van de schrijvers die mij voorgingen. ‘Ik kan helemaal niet alleen zijn,’ denk ik.
In mijn Mazda 3 uit 2008 ga ik bij Stein de grens over, rij via Brussel naar Zeeuws- Vlaanderen. Meestal merk ik het niet wanneer ik een grens over ga, maar bij Maldegem is het duidelijk: daar stopt de Belgische bebouwing. Uitgestrekte weilanden en een lucht die hoger is dan bij ons in Zuid-Limburg. Maar het is niet het Zeeland van Walcheren en Beveland. Dit stuk Nederland is afgesloten van de rest van ons koninkrijk, slechts één tunnel onder de Westerschelde verbindt de boel met elkaar. Met die tunnel hoef ik niets. Om hier te komen hoefde ik ook niets met ‘onze’ eigen flessenhals boven Sittard, bij Born en Susteren, het smalste stukje Nederland. Vlak voordat ik dat smalle stuk Limburg benaderde, reed ik naar het westen, de grens over. Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg zijn, vanuit Nederland gezien, geïsoleerde regio’s. Ik stel me voor dat ik weer op een eiland ben beland.
Natuurlijk denk ik gedurende de eerste paar dagen dat ik deze residentie niet verdien. Natuurlijk denk ik, zoals ik dat inmiddels gewend ben van mijzelf, dat ik geen schrijver ben en natuurlijk denk ik dat Wintertuin een grote fout heeft gemaakt door mij hier neer te zetten, mij überhaupt te begeleiden, energie in mij te stoppen. Natuurlijk val ik door de mand. Het eerste weekend schrijf ik niets. Maandag zoom ik met mijn begeleiders en krijg ik feedback. Later belt Dennis mij op met de mededeling dat ik de symptomen van mijn imposter syndrome naar hen mag outsourcen. Wat een goed plan. Buiten stormt het, keiharde wind en regen. Ik besluit niet meer na te denken over mijzelf.
Ik blijf binnen en ik zit achter mijn laptop. Er is niet zoiets als inspiratie, maar ik blijf zitten. Er is niet zoiets als routine of een fijne nachtrust. Er is wel zoiets als twee, drie, vier gedichten per dag. Er is niet zoiets als een innerlijke criticus. Ineens is er het gevoel dat ik vroeger op de basisschool kon hebben wanneer ik me verheugde op spelletjes zoals Age of Empires of Dungeon Keeper. Meestal wist ik op het schoolplein al wat ik wilde bouwen wanneer ik aan het eind van de dag achter de Pentium 1 zou plaatsnemen. Het wordt steeds duidelijker wat ik wil maken. Elke dag stuur ik een kaartje naar iemand en laat op die manier aan mijzelf zien dat ik op mijn gemak ben. Er staan vier planten in de vensterbank die ik bij de buren kocht voor vijftig cent. Mijn lief gaf me toen ik vertrok zonnebloemzaden mee. Albert Heijn geeft bloementuintjes weg. Bij de zelfscankassa’s liggen ze voor het weggraaien dus ga ik tekeer: inmiddels staat de vensterbank vol planten en tuintjes. Zoals ik al schreef: ik ben op mijn gemak.
Schrijven wisselt zich af met de uitwerking van de adviezen die ik eerder kreeg. Verveling en periodes van chillheid. Op een gegeven moment rij ik terug de grens over naar Maldegem. Het plan: kringloopwinkels leegroven, in m’n eentje. De buit: een oud bundeltje van Ted van Lieshout: Als ik geen naam had kwam ik in de Noordzee uit. Daar ben ik het mee eens. Wat nog: een vechtfilm en een dvd met West-Vlaamse comedians. Later zou ik doen alsof ik het perfect kan verstaan. Ik reken af. De meneer bij de kringloopwinkel vraagt naar mijn postcode. ‘Zes, vier, één, vier, Albert Heijn,’ zeg ik. De meneer fronst en dan: ‘Ah, Nederland! En nog ver weg ook!’ Dat wist ik natuurlijk al, maar zo voelt het niet. Dan zegt de meneer nog iets: ‘Daar hebben ze de beste cheese onion pizza, dat weet ik dan toevallig!’ Voor mij is dat wél nieuwe informatie.
Fotografie © Oscar van Beest 2022