Aanmelden Schrijvers
Residenties bekijken
Overzicht schrijvers
Kamiel Choi
september 2025
Kamiel Choi (1979) is dichter en schrijver. Hij is vader van een dochter en levensgenieter ondanks chronische pijn. Hij maakte de dichtbundels Tiktaalik (2021) en Klein Verzet (2024), de verhalenbundel voor kinderen Papa Prikbaard, het avonturenboekje Blabe, de serie gedichtenbundels voor het hele gezin In onze rivier, Struikeltje, De vlieg op het puntje van je tong en De schuddende mouw. Als het duo struikeltje treedt hij soms samen met zijn dochter op. Daarnaast schreef hij de romans Apocalypsje, het Anker, Kalim I en 2030. Zijn werk wordt niet uitgegeven.
Kamiel was een tijdje poëzierecensent, hij schreef blogs hij is genomineerd voor niets.
Tijdens de schrijfresidentie werkt hij aan zijn nieuwe roman Zoek!, een hilarisch spektakelstuk, aberrante sociale kritiek en psychologische avonturenroman in één.
Oostburg, 20 september – 5 oktober 2025
Dag 1. Na een fijne ontvangst fiets ik een rondje langs Marollenput en het Groote gat waar ik op de steiger zit. Hier moet het gebeuren, denk ik. Ik neem afval mee en deponeer dat uiteindelijk in de container die bij het huis staat.
Dag 2. Lees ter inspiratie de roman van iemand die ook in dit huisje heeft gezeten. Gezonde twijfel over mijn eigen roman die te veel wil: humor, politiek, verbeelding, absurdisme, liefde. Tijdens de residentie kan ik de warboel aan verhaallijnen en motieven kortwieken. Dan keert het geloof in het verhaal vanzelf terug. Ik schrijf met het vooruitzicht van een ‘doosje’ vol exemplaren dat ik zelf laat maken en aan vrienden kan geven. Zalig!
Dag 3. Ik ben een échte imposter. Ik lees over een schrijver die zich een imposter voelt. Dat is bij uitstek iets waar men mee koketteert. Want die schrijver had in zijn mini-bio allerlei publicaties en prijzen en beurzen. Ik ben blanco. Dat voelt vreemd genoeg als een perfecte score, en is verrassend bevrijdend. Ik kan zo hard werken als ik wil, ik loop nooit het risico om in vaarwater te komen dat door andere schroeven troebel wordt gemaakt. Ik schrijf over een ‘toekomstblauwe lucht’. Je zou mijn verblijf ‘verspilling’ kunnen noemen: er had een professionele schrijver aan een professionele, ‘maatschappelijk relevante’, tekst kunnen werken. Maar dat is de prijs van diversiteit: het moet wringen, iedere notie van ‘efficiëntie’ tarten. ‘s Avonds kruipt er een dikke rups over de veranda, hij is verbazingwekkend snel.
Dag 4. Het toetsenbord van mijn laptop werkt niet goed. De toetsen – blijven hangen, alsof het apparaat een ziekte heeft opgelopen. Alsof het te veel piekert en is afgeleid door programma’s die op de achtergrond draaien, zodat het niet snel genoeg kan reageren op toetsaanslagen. Ik voel pijn en ben vooral moe.
Dag 5. Ik vond in huis een Teleac-cursus gedichten en verhalen schrijven en besluit deze door te nemen om de schijn op te kunnen houden. Ik weet nu wat een amfibrachys en een polysyndeton is. En herontdekte mooie poëzie van Herman de Coninck en Adriaan Morriën.
Dag 6. Een bevriende dichter uit de omgeving komt op bezoek. Hij noemt het ‘shop talk’ en ik vind dat prachtig. ‘s Avonds fiets ik naar Sluis en voel me verdomd gelukkig tijdens het nuttigen van een maaltijd in de cafetaria. Mijn pijn had congé, was even in de vergetelheid geglipt. Het brein kreeg gedurende een uur het signaal dat het van de wereld niks te vrezen heeft. Zoiets leidt tot jubelstemming en extase. Dat is beslist te zien op mijn smoel als ik afreken. Even later sta ik oog in oog met van Dale. Ik maak een boek met sommmige van zijn woorden, maar zet deze in een letterlijk willekeurige volgorde.
Dag 7. De fotograaf komt langs. Met een dierlijk kaakbot dat ik in het huis vond rijden we naar buurtschap Marollenput dat me bij mijn eerste verkenningstocht zo pittoresk had geleken. Ik word bij een houten hek geënsceneerd en we hebben er schik in, het voelt als een soort samenwerking en samenwerken is samenzweren tegen de doelloosheid. Die middag schrijf ik niet veel omdat mijn plaaggeesten pijn en onzekerheid me uit de concentratie houden. Toch blijf ik het schrijven trouw, omdat alleen de verdichting van ons betekenisspel ons thuis maakt. ‘s avonds is er op TV een documentaire over potloodventers. Ik lach me slap.
Dag 8. Wandelingetje in het Knokkertbos. Ze hebben dieren allitererende namen gegeven zols Margo Mol. Ik ga zitten aan een picknicktafel en schrijf wat op mijn apparaatje. Een klein blond jongetje met een bril op en laarsjes aan zegt tegen zijn vader “Gaan we die kant op, Papa?” terwijl hij monter langs de volwassene loopt. “Goed idee van jou”, zei de vader. Ik glimlach: ik ben nog altijd meer het zoontje, al ben ik vast al ouder dan de vader. Ik fiets verder naar de zee bij Nieuwvliet waar ik vind dat grote kaardenbol op Salvator Dalí lijkt. Die avond noteer ik: “Ik ben een veilige kust / waar kan ik wachten op water?”
Dag 9. Een paar hoofdstukken gelezen van een schrijver die stilistisch veel beter is dan ik. Het blijft pijn doen dat ik – na al die jaren – nog niet zo kan schrijven. Mijn grootmoeder zei: “Wie zich spiegelt aan een ander, die spiegelt zich zacht.” Dat is flauwekul, neemt u mij niet kwalijk, oma. Spiegelen is een hard gelag. Maar het vindt allemaal in mijn eigen kop plaats. Ik kan kennelijk over die stijl te oordelen – dus kan ik hem ook verbeteren. Er belde ook nog een oude vriend op, zeggende dat ik geen proza kan schrijven. De moed zou je in de schoenen zinken!
Dag 10. Ik luister naar de fado van Cristina Branco op de CD-speler. Telkens weer. Herhaling kalmeert de geest. Tijdens mijn joggingronde door de velden ten zuiden van Oostburg vind ik een ui langs de weg. Die avond gaat die in mijn curry. Ik kom daar ook veel Porsches tegen die plezierritjes maken. Ik ben schrijver, die identiteit ligt voor het oprapen. Literatuur is het spel met de empathie, laat ik een romanpersonage zeggen. Aantrekkelijk aan taal is dat het blijft, de nietsigste gedachten vinden soms hun neerslag als iets.
Dag 11. Dit huisje is uitermate geschikt voor een walking meditation. Je loopt zeer langzaam rondjes rond het huis. Alle haast vloeit uit je lijf. In een half uur loop je twee of drie rondjes op blote voeten langs de bodhisattva in de voortuin en de gedenksteen met de vogeltjes die achter het huis in het gras staat. Het maakt ons veel bewuster van onze ademhaling en des schrijvers ijdelheden. De zon schijnt uitbundig.
Dag 12. Er wandelt een klein spinnetje over mijn laptop. De spin is het om het even wat er op de laptop gebeurt. Het licht is weer perfect vandaag. Ik ga buiten foto’s maken. Schrijf ruim duizend woorden. Mijn protagonist zoekt tijdens een repatriëringsvlucht beschutting in de neus van de dame naast hem, die bang is dat haar ruiten zijn gesneuveld ten gevolge van de Derde Wereldoorlog.
Dag 13. Ik noteer in mijn schrift: “Te laat / altijd pijn”. Kun je spijt hebben van pijn? Had ik meer moeten schrijven? Met een liefdesbrief haal ik vandaag de duizend woorden. Iemand koopt daarin een hakselaar en propt daar steeds dikkere rozentakken in.
Dag 14. Schoonmaken. Alles exact zo achter laten als ik het heb aangetroffen. Dwing mezelf te dichten maar de woorden komen niet. Ik vergeet ook steeds vaker namen die me dierbaar zijn. Het zijn niet de alzheimereiwitten, het zijn die vermaledijde sociale media. We moeten het overwinnen, of ermee leren leven. Ik ga op de bank zitten en sluit mijn ogen. Er woedt een buitentalige storm om het huis.
Taal heeft alle spel
en thuis zijn, in kleuren
Fotografie: © Oscar van Beest 2025
Wij werken samen met:








