Aanmelden Schrijvers
Residenties bekijken
Overzicht schrijvers
Christel Jansen
maart 2025
Christel Jansen (Haarlem, 1961) beoefent vele genres: fictie en non-fictie, en onder de naam Christel van Bourgondië verschenen tal van jeugd- en kinderboeken.
Christel is gefascineerd door familiegeschiedenissen: hoe werkt familieleed, vaak uit eerdere generaties, door in het leven van een individu. Aan de hand van interviews, archiefonderzoek en authentiek bronmateriaal vertelt zij het complete verhaal.
Haar kracht is dat zij mensen een stem geeft, vaak mensen die in hun jeugd niet zijn gehoord of gezien. Dat begon met haar debuut Aardappels met stokjes – vluchtelingkinderen vertellen (Gottmer, 1992), waarin ze kinderen laat vertellen over hun vlucht en het leven in hun nieuwe land.
De jeugdroman De stem van Isa (Van Tricht, 2010) gaat over de muzikale Isa die plotsdoof wordt en haar zoektocht naar een nieuwe identiteit. Veel van Christels kinder- en jeugdboeken zijn overgoten met een vleugje magie, zoals Het raadsel van de witte vlinder (Zwijsen, 2006) waarin een vlinder kinderen de weg wijst. En in Jara en de magische tol (Leopold, 2001) ontdekt de hoofdpersoon dat ze, net als haar voorouders, helderziend is.
In De Woonschool (Balans, 2012), non-fictie voor volwassenen, beschrijft Christel de jeugd van Lucie Kessens (Suus in het boek) die als enig normaal begaafde opgroeide in een gezin van zwakbegaafden, in een speciale wijk in Haarlem. Mijn moeder wil mijn naam niet weten (Nieuw Amsterdam, 2021) gaat over een moeder (een bekende celliste) die het bestaan van de drie kinderen uit haar eerste huwelijk ontkent. Momenteel werkt zij aan een historische roman
Christel studeerde Slavische talen, en communicatiewetenschap en behaalde onlangs haar Master in Religiewetenschappen. Zingeving en het ‘ongrijpbare’ (transcendente) speelt door in haar werk. Jarenlang gaf zij naast haar schrijfwerk, les in yoga- en meditatie. Haar kennis en ervaring heeft ze nu gebundeld in cursussen intuïtief- of contemplatief schrijven.Verder geeft Christel lezingen over transgenerationele overdracht en verzorgt zij op verzoek schrijfworkshops over het schrijven van levens- of familieverhalen.
Zij woont in Nijmegen met haar man en heeft twee kinderen. Onlangs maakte ze een podcast over haar anosmie (ontbreken van de reuk): Reuk, het ondergeschoven kindje van de zintuigen. Ze speelt cello (niet al te best maar wel met veel plezier), houdt van wandelen, een glas wijn en is – hoe kan het anders – dol op boeken.
Overpeinzingen van een ploeteraar
Gisteren begon de dag grijs, wat een zaligheid. Geen zon die door de overvloed aan ramen hier naar binnen schijnt, geen verleidingen. Vandaag krijgt de dag een 9 op Weer Online: een strak blauwe hemel. Maar voor het schrijven is zon een verleiding die je moet inplannen. Ik kan de gordijnen dicht doen of mijn werkplek verplaatsen van de riante ronde tafel in de huiskamer naar het kantoortje. Er zijn wat beslissingen te nemen op een dag. Ik dacht er hier onderuit te komen, alleen te hoeven besluiten over hoe ik mijn verhaal beter stroomlijn en wat ik ’s avonds zal eten. Dat lijkt me op zich al genoeg.
Ik heb me voorgenomen om in om deze weken de eerste versie van mijn historische roman te herzien. Mijn redacteur en een kundige meelezer vonden dat de plot nog niet stond. Niet niks dus. Bij herlezing snap ik hun opmerkingen. Eerst maar eens mijn tekst scene voor scene ontleden, en dan kopiëren, schuiven, plakken, knippen, weggooien, (Kill your darlings). Uitgummen, schrappen, wissen, heet een hoofdstuk in het boek Schrijver zijn van Hilary Mantel. Precies dat. Alles om de compositie helder krijgen. Moed erin houden. Geloof in jezelf, een boek is ploeteren en het intense geluk komt als woorden, zinnen, ideeën op hun plaats vallen. In de woorden van Mantel: ‘Je moet in staat zijn op je schreden terug te keren, en in staat zijn de elementen waaruit je verhaal bestaat in een volgorde te plaatsen die volkomen flexibel is. Uiteindelijk moet je een besluit nemen, maar waarom zou je dat niet tot het allerlaatste moment uitstellen?’
Schrijven is ook gewoon de tijd nemen. ‘Fictie moet je in alle rust laten bezinken,’ meent de grote Amerikaanse schrijver Norman Mailer. (Ook deze heb ik uit Schrijver zijn.) Rust is er hier in Oostburg meer dan genoeg en troostrijk is de gedachte dat mijn werk niet af hoeft te zijn als ik hier de deur achter me dichttrek.
Daantje
Door een van de personages in mijn laatste boek, Mijn moeder wil mijn naam niet weten: een celliste, een wonderkind met een fikse rugzak en niet bepaald een sympathiek figuur – ben ik cello gaan spelen. Ik vond het altijd al zo’n bijzonder weemoedig instrument, maar het blijkt weerbarstig om onder de knie te krijgen. Daantje heb ik genoemd naar vriend Daan van wie ik de cello in bruikleen heb. En ze is meegegaan. Elke dag speel ik na mijn eerste schrijfsessie. Cello spelen is oefenen op de vierkante millimeter, soms moet ik bijna wiskundige berekeningen maken om de vingerzetting op orde te krijgen. Recent ben ik gevraagd om mee te spelen in een trio, met een pianist en violist. ‘A challenge,’ zegt Sara, mijn bevlogen Italiaanse juf die altijd feilloos ziet waar het misgaat. Meestal is het de techniek. Mijn arm moet hoger, schouders omlaag, wat meer naar achter leunen, de strijkstok rechter houden en vooral op de eerste helft ervan spelen. ‘En pas op dat je niet te veel afdaalt met de stok, het mooiste geluid komt van het midden van de klankkast’. Ik beweeg mijn pols mee tijdens het strijken, het klinkt meteen voller, ik draai wat om de klankkast heen voor hoge tonen op de A-snaar. Soms heb je je dag, maar vaker is het vooral doorstrijken voor je die klank hebt die alles even laat verstommen. En soms lukt het ook gewoon niet. Het gaat niet eens zozeer om de zuiverheid – dat ook – maar meer om de volheid, de zucht naar perfectie, dat het klopt op zichzelf en vooral dat de toon op het juiste moment klinkt. Oeverloos geduld, zelf melodietjes uitproberen (dat vooral), om uiteindelijk die heldere, volle toon tevoorschijn te halen.
Cello spelen heeft veel weg van schrijven waar het gaat om de compositie, de locatie, het juiste ritme, het optimaliseren van de klank, het meebewegen met het thema. Net zoals je bij het schrijven zoekt naar originele beelden en woorden, fijnslijpt, intuned op het ritme van het verhaal, van de zinnen en de compositie scherp stelt, zo kent cello spelen deze elementen ook. En het gaat er vooral om ontspannen te blijven tijdens het strijken. ‘Denk aan je schouders,’ roept mijn juf, ‘en kaken ontspannen.’
Oh ja, ontspanning. Middag. Lekker fietsen naar het strand bij Cadzand, in de zon maar wel met wind tegen op de terugweg.
Sekssupermarkt
Ik had aanvankelijk begrepen dat ik in het stadje Sluis zou verblijven en vertelde dat aan een voormalig stadsdichter van Nijmegen die van origine uit deze regio komt. Hij wist met te vertellen dat Sluis ooit bekend stond als de pornostad. Er zouden in het verleden aardig wat seksvideo’s onderhands zijn verhandeld. ‘Een grensstadje, nietwaar.’
Sluis blijkt trouwens een idyllische plaats, met een Belfort en prima eettenten en, naar het schijnt, ook aardig wat drogisterijen. Maar het schrijvershuis ligt in Oostburg (gemeente Sluis). Minder idyllisch, minder uitdagingen, beter voor het schrijfproces. De stadsdichter meende trouwens dat er zelfs een ‘sekssupermarkt’ in Sluis is, maar de vrome dichter is op leeftijd en de supermarkt heet nu wellicht seksshop of Erotic Life shop, beide bevinden zich in de Kapellestraat om de hoek van het Belfort. Ook daar is hier in Oostburg geen sprake van. Supermarkten zijn er zeker, meer dan genoeg voor een stad met, naar het schijnt, zo’n 5000 inwoners : Plus, Lidl, Aldi en de Albert Heijn, een grotere diversiteit dan in mijn woonplaats Nijmegen. Op loopafstand van het huis bevindt zich het Grote Gat – dat klinkt misschien wat wonderlijk binnen deze context – een afgraving die stamt uit begin 18e eeuw. Een watergebied met rietranden en geknotte wilgen, waar ganzen neerstrijken, eenden nesten bouwen en spechten zaden en wormen uit de oevers pikken. Toch is het niet de vogel waar de Oostburger zich mee vereenzelvigt, dat is de Eenhoorn. Het mythische beest staat symbool voor de kracht en moed die de Oostburgers toonden in de naoorlogse tijd van de wederopbouw. In de periode waarin mijn historische roman speelt werd de Eenhoorn (dit haal ik van Wikipedia) bestempeld als een sterk en woest beest en toch ook geassocieerd met kuisheid en maagdelijkheid, het dier kon immers alleen in bedwang gehouden worden door een maagd. Het poeder van de fijngemalen hoorn zou ook als afrodisiacum werkzaam zijn en dus de geslachtsdrift prikkelen.
Maar dit zijn mythes. Sluis is slechts een half uur fietsen hier vandaan, over een meanderend pad door de poldervelden, langs ook weer die geknotte wilgen. Een prima uitvalsbasis voor een middagje ontspanning, ook als je geen seksvideo’s wilt scoren.

Fotografie: © Oscar van Beest 2025
Wij werken samen met: